God is.
Zijn is.
Vrij zijn is.
God is vrij zijn.
De Mens geschapen door God is het evenbeeld God en net als God vrij.
De Mens als weerspiegeling van God geïncarneerd via een grofstoffelijk lichaam heeft als doel via fijnstoffelijke en grof stoffelijke materie te groeien, visie te vormen, inzichten te ontvangen, te doorleven, te ervaren om uiteindelijk tot Geestelijke uitdrukking God te komen: aanwezig te zijn, vrij te zijn.
De incarnatie cyclus is dan voldaan en niet meer nodig (op onze Moeder Aarde).
Tot dat punt is er een ‘afgescheidenheid’ dat in de denkwereld van de Mens huist.
De Mens herinnert God waardoor een verlangen ontstaat naar God.
Dit verlangen heeft God ook naar de Mens.
De Mens denkt zich af te scheiden en richt zich op eigen wil en op materie: hebzucht, eerzucht, haat, angst, begeerte, drang.
Zowel de Mens als God willen een relatie met elkaar en het feit dat te willen maakt dat de Mens zich afscheid van God.
De wens om de relatie met God te krijgen komt uit de herinnering dat de Mens God is, het evenbeeld God is, de Mens de veruiterlijking via de materie van God is, de Verbinding Mens God is.
Door deze wens, dit verlangen te leven maakt de Mens God.
Ik ben Mens.
Ik ben God.
Hierdoor ben ik een weg waardoor mensen kunnen slagen.
Ben ik een bron van kracht die hen doet staan.
Ben ik een straal van licht, die schijnt op hun weg.
Aldus ben ik.
Godsmensenzoon