De persoonlijkheid van de mens heeft het voorrecht dat zij uit eigen wil mag kiezen om zich met de Werkelijkheid te identificeren. Elk mens heeft keuze vrijheid. Wanneer dit een echte, vrije keuze is, dan moet de persoonlijkheid in ontwikkeling ook de keuze kunnen maken om zichzelf in verwarring te brengen, zichzelf te ontwrichten en zichzelf te vernietigen. De mogelijkheid van Kosmische Zelf-vernietiging is niet te vermijden, indien de persoonlijkheid in ontwikkeling waarlijk vrij moet zijn in het uitoefenen van zijn eindige wil. De mens in ontwikkeling zal eerst zich Zelf moeten vernietigen, eerst moeten sterven in het vergankelijke om vervolgens te worden geboren in het Onvergankelijke, in het Leven zelf.
In het leven van de mens als sterveling, als schepsel gaan er voortdurend wegen van verschillend gedrag open en dicht, en in de perioden wanneer er keuze mogelijk is, beslist de menselijke persoonlijkheid voortdurend tussen deze vele wegen. De wereldlijke wil staat in verbinding met de tijd, en moet zijn tijd afwachten om de gelegenheid te vinden zich uit te drukken. De Geestelijke Onvergankelijke Wil is reeds begonnen de bevrijding uit de ketenen van de tijd te maken, omdat hij gedeeltelijk heeft weten te ontsnappen aan de loop van de tijd, doordat de Geestelijke Wil zich kenmerkt door Zelf-identificatie met de Wil van God.
“De imitatie van God is de sleutel tot volmaaktheid; het doen van zijn wil is het geheim der overleving en van Volmaaktheid in de overleving.”
Zulk een keuze van de mens betekent geen uitlevering van de eigen wil. Het is een heiliging van de wil, een uitbreiding van de wil, een verheerlijking van de wil, een vervolmaking van de wil. Dit kiezen verheft de wil van de mens als schepsel dan ook van het niveau van zijn tijdelijk, vergankelijk belang, tot die hogere staat waar de persoonlijkheid van de geschapen zoon Gemeenschap heeft met de Persoonlijkheid van de Geest-Vader, met God.
Het doen van de Wil van God is niets meer of minder dan dat de mens bereidheid toont zijn innerlijk leven met God te delen. Het is delen met diezelfde God die zo’n leven van innerlijke betekeniswaarde voor de mens mogelijk heeft gemaakt.
“Delen is Godgelijk : het is Goddelijk”
God deelt alles met de Eeuwige Zoon en met de Oneindige Geest, terwijl dezen op hun beurt alle dingen delen met hun Goddelijke Zonen en hun Geest-Dochters in de universa.
Stervelingen leven in God, en dus heeft God ook gewild om in stervelingen te leven. Zoals mensen zich aan Hem toevertrouwen, zo heeft Hij – als eerste – een deel van Zich Zelf aan mensen toevertrouwd om bij hen te zijn: de Gedachtenrichter. Hij heeft goedgevonden om in mensen te leven en bij mensen in te wonen in ondergeschiktheid nederig aan de menselijke wil.
Vrede in dit leven, overleving in de dood, volmaaktheid in het volgende leven, dienstbaarheid in de Eeuwigheid : dit alles wordt nu in de Geest verworven wanneer de persoonlijkheid van de mens goedvindt, verkiest, om de eigen wil ondergeschikt te maken aan de Wil van de Vader. God, de Vader heeft reeds verkozen om een fragment van Zich Zelf ondergeschikt te maken aan de wil van de persoonlijkheid van de mens als schepsel.
Dit verkiezen van de Wil van de Vader is het Geestelijk ontdekken van de Geest-Vader door de sterfelijke mens, ook al moeten er eeuwen verstrijken voordat de geschapen zoon daadwerkelijk in de feitelijke tegenwoordigheid van God op het Paradijs zal kunnen staan. Dit kiezen bestaat niet zozeer in de loochening van de wil van het schepsel ‘Niet mijn wil, maar uw wil geschiede’ als wel in de positieve bevestiging door het schepsel, ‘Het is mijn wil dat Uw Wil geschiede.’
Indien deze keuze wordt gemaakt, zal de God-kiezende zoon vroeg of laat de innerlijke verbintenis, de fusie, vinden met het inwonende Gods-fragment, de Gedachtenrichter, terwijl deze volmaakt wordende zoon de allerhoogste persoonlijkheidsbevrediging zal vinden in de eerbiedige Gemeenschap tussen de persoonlijkheid van de mens en de persoonlijkheid van zijn Maker. De twee persoonlijkheden wier creatieve eigenschappen zich voor Eeuwig hebben vereend in een zelf-gewilde wederkerigheid van uitdrukking : de geboorte van een nieuw Eeuwig partnerschap van de wil van een mens met de Wil van God.
Wanneer het schepsel zich onderwerpt aan de wil van de Schepper, is dit geen verzinken of afstand doen van zijn persoonlijkheid: de individuele persoonlijkheidsdeelnemers in de actualisering van de eindige God verliezen hun Zelfheid niet door aldus te functioneren.
Deze persoonlijkheden breiden zich veeleer in toenemende mate uit door deel te nemen in dit grote Godheidsavontuur. Door een dergelijke vereniging met Goddelijkheid verheft, verrijkt en vergeestelijkt de mens zijn evoluerende Zelf en brengt hij het tot Eenheid, totdat het op de drempel der Allerhoogste macht Zelve staat als evenbeeld God.
Dan wordt de mens opnieuw geboren en tegelijkertijd wordt God in de mens geboren.
Wat is jouw keuze?